DE ORGANIST

Hij zat hier in zijn tienertijd, een doodsangst uit te staan
Met een bezwete rug, de schrik, een fout te zullen maken
Een schietgebed, het Amen aan te raken
En tussendoor de stress van partituren om te slaan

In speelroutine door de jaren greep het hem nog aan
Als twee verliefden in de kerk oprecht het ja-woord gaven
Gedachte die hij in zijn jeugd al jaren had begraven
Gelukkig wisten zij nog niet hetgeen hij had doorstaan

Bij predikanten trachtte hij een straatje om te gaan
Een liturgie op orgeltrap, dat was voor hem genoeg
Vanuit zijn hart vertolkte hij hetgeen waar men om vroeg
En na de dienst dan kraaide zacht zijn diepe Petrus-haan

De doopdienst van een zuigeling, het liefste overslaan
Hij zag zijn kinderen, af en toe, planmatig in de week
En brak de psalm de hals, zo ook de preek
De dag dat hij daar zelf stond was al lang teloor gegaan

Het orgel speelde hemel, soms zo ver bij hem vandaan
De kerkdeur in het slot en dan die lege straat
Althans, dat denk je soms … wanneer je daar zo staat
De niet te vreten resonance van het bestaan

Comments are closed.